Het is april en dat is de “maand van de filosofie”.
Uitgeverijen en boekhandels zetten de filosofieboeken in de etalage. Overal in
het land zijn er activiteiten met misschien als hoogtepunt de “nacht van de
filosofie” in Amsterdam. Dit jaar staat de verhouding tussen “mens en techniek”
centraal en zijn er allerlei activiteiten rond de filosofie en ethiek van de
techniek. Op Saxion organiseert het lectoraat Ethiek & Technologie p 8
april een lunchlezing met hoogleraar techniekfilosofie Peter-Paul Verbeek als
spreker en lector Martine Vonk als gastvrouw. Zelf treed ik op in het
ScienceCafé Enschede op 16 april in Enschede (en op de nacht van de filosofie
Fryslan op 12 april).
Door het gekozen thema komen er deze maand allerlei boeken
uit over techniekfilosofie. Kunstmatig van
nature is het essay bij de maand van de filosofie, geschreven door Jos de
Mul. De titel is een verwijzing naar een stelling van de filosoof Helmuth
Plessner uit het begin van de vorige eeuw. Dit idee dat we van nature deels
technische wezens zijn is momenteel hip in de techniekfilosofie. Een voorbeeld
is de Franse filosoof Bernard Stiegler, hoofdspreker op het Nijmeegse Festival
van de Filosofie, die het heeft over “originaire techniciteit”. Hij beweert dat
wij mensen veel dieper dan we meestal denken met techniek verstrengeld zijn.
Techniek zit maar liefst in ons DNA. Hoe kan dat? Is dat echt waar? En zo ja,
wat moeten we daar van vinden?
Als we terug zouden willen naar een tijd waarin we nog niet
afhankelijk waren van techniek, dan stoppen we ook weer met mens te zijn. We
zouden als het ware weer dier worden… als we het zouden overleven. Maar we
zouden dat niet overleven. Want, wij zijn erop aangepast dat we niet alleen van
generatie op generatie onze biologische eigenschappen overdragen, maar dat we
aan onze kinderen ook onze spullen meegeven. Wij zouden het niet overleven als
we niet allerlei techniek, van een dak boven ons hoofd, tot kleding en tot spullen
om voedsel te verbouwen en te koken zouden overerven.
Techniek zit dus in ons DNA, op een bepaalde manier. Niet
dat in de strengen DNA hier en daar een streng techniek zit. Maar in de zin dat
wij met onze biologische natuur zoals die in ons DNA zit alleen maar kunnen
leven en overleven dankzij het gebruik van allerlei techniek. Wij mensen geven
ons DNA door, maar moeten ook ons spullen meegeven aan onze kinderen, anders
zijn zij niet compleet.
Dat we zo afhankelijk zijn van de techniek, wat moeten we
daar van vinden? Stiegler is daar niet uit. Aan de ene kant lijkt hij te
benadrukken dat het weinig uitmaakt wat we er van vinden; wij zijn en blijven
nou eenmaal “van nature” verstrengeld met de techniek. Anderzijds is hij een
best wel verstokte marxistisch denker. We moeten inzien dat we te veel
verstrengeld raken in de techniek van de grote bedrijven.
Wij consumenten hebben nauwelijks door hoe we ervan afhankelijk gemaakt worden.
In plaats daarvan zou techniekontwikkeling op een democratischere en socialere
manier georganiseerd moeten worden. Als we onvermijdelijk verstrengeld zijn met
techniek, dan wel graag techniek die ontworpen is vanuit een sociaal oogpunt en
waar iedereen mee kan instemmen.